next up previous contents
Next: Referenties Up: Een ware hel - Een hardop Previous: Resultaten

Discussie en conclusie

De resultaten geven een vrij eenduidig beeld. De drie hypothesen worden niet bevestigd. De lexicale status, de positie en de vorm van de metafoor hebben geen effect op spontane verwerking van metaforen.

De enige variabele die wel een significant effect heeft is metafoorbekendheid. De relatief onbekende metaforen in dit onderzoek hebben een grotere kans om spontaan door een lezer genoemd te worden. Reacties van de lezer op de metafoor zullen betrekking hebben op communicatieve aspecten van de metafoor, en niet zozeer op de conceptuele dimensie. Alleen als de lezer problemen heeft met het construeren van de metafoor zal er gereageerd worden op een conceptueel niveau. Problemen kunnen in twee categorieën worden verdeeld. De eerste is dat de lezer de metafoor wel snapt maar hem niet toepasselijk vindt. Het opgeroepen beeld wordt negatief beoordeeld. Het tweede probleem is dat de proefpersoon de metafoor niet kan construeren. Er kunnen daarna twee dingen gebeuren. De lezer kan de metafoor alsnog begrijpen of het probleem blijft en de metafoor wordt niet begrepen. Er is een relatie tussen de factor 'moeilijkheid' en metafoorbekendheid. De relatief onbekende metafoor uit dit onderzoek heeft een grotere kans om niet begrepen te worden.

Verder is er één tendentieel effect gevonden, van metafoorpositie op de conceptuele dimensie. Dit effect mag niet als tendens worden gezien, vanwege het grote aantal manipulaties en toetsingen dat is toegepast. De kans is te groot dat dit eventuele effect toeval is.

De enige variabele naast metafoorbekendheid die wel een significant effect geeft is de lexicale status op de communicatieve dimensie. Dit effect valt te verklaren door de gevonden interactie tussen de lexicale status en de metafoorbekendheid. Een nominale metafoor werd als bekender beoordeeld dan een verbale metafoor. Verder onderzoek zou de relatie tussen de lexicale status en de bekendheid van de metafoor moeten verduidelijken. Daarbij kunnen ook andere lexicale eenheden onderzocht worden zoals bijvoeglijke naamwoordmetaforen.

Dit resultaat bevestigt het idee dat een metafoor, net als conventionele taal, uit drie dimensies bestaat: een linguïstische, conceptuele en communicatieve zoals [1] voorstelt, waarmee hij aansluit op de theorie van [9] in hun standaardwerk. Zij maken een onderscheid tussen de linguïstische oppervlakterepresentatie en het onderliggende conceptuele systeem, waaraan Steen de communicatieve dimensie toevoegt. Ze stellen dat een metafoor een normaal, conventioneel onderdeel van het alledaagse taalgebruik is. Ook maken ze het onderscheid tussen de linguïstische oppervlakterepresentatie van een metafoor en het onderliggende conceptuele systeem. Metafoorverwerking zal in de meeste gevallen via de linguïstische en conceptuele processen uitkomen bij de communicatieve dimensie. Als de metafoor problematisch is zal de verwerking stoppen bij de conceptuele dimensie. Probleemgevallen kunnen metaforen zijn waarvan één van beide delen niet bekend is bij de lezer of als de lezer geen conceptuele mapping kan maken tussen de twee domeinen. Voor de verwerking van de metafoor is de specifieke linguïstische vorm niet zo belangrijk. Het is het achterliggende conceptuele, metaforische systeem dat de mate van verwerking bepaalt.

Dat de linguïstische vorm niet belangrijk is druist in tegen de intuïtie dat de vorm van de zin belangrijk is voor de betekenis van die zin. Als er andere woorden worden gebruikt of de woordvolgorde van de zin verandert dan zal de betekenis van die zin normaal gesproken ook veranderen. Het blijft aannemelijk dat de structurele kenmerken wél belangrijk zijn voor de herkenning en verwerking van metaforen. Dat er in dit onderzoek geen effecten gevonden zijn kan als oorzaak hebben dat de effecten van deze kenmerken te klein zijn om apart opgemerkt te worden. Het zou interessant zijn om te onderzoeken of een combinatie van deze kenmerken wél een effect heeft op metafoorherkenning. In zo'n onderzoek zouden bijvoorbeeld de drie hier gebruikte kenmerken in verschillende combinaties voor kunnen komen. Verder moet de bekendheid van de gebruikte metaforen gecontroleerd worden. Wellicht hebben combinaties van structurele metafoorkenmerken wel een groot genoeg effect hebben om gemeten te worden.

Hierbij moet aangetekend worden dat de hier gebruikte teksten allemaal niet-literair zijn. Bij het lezen van literaire teksten treden meer processen op die terug te voeren zijn op het conceptuele deel van de metafoor. Het besef bij de lezer dat een literaire tekst subjectief en meerduidig kan zijn, zorgt ervoor dat metaforen eerder herkend worden [1]. De lezer zal eerder nieuwe verbanden zoeken tussen de delen van de metafoor. Naar aanleiding van dit onderzoek kan gesteld worden dat één van de factoren die ervoor zorgt dat metaforen in literaire teksten eerder herkend worden de onbekendheid van die metafoor is, los van het feit dat de metafoor in een literaire tekst staat. Verder onderzoek zou dit experiment kunnen repliceren, gebruikmakend van literaire teksten om deze conclusie te bevestigen.

Metafoorbekendheid is dus een veelbelovende nieuwe voorspeller van de herkenbaarheid van metaforen. Nieuwe (onbekende) metaforen worden wellicht sneller herkend dan onbekende metaforen. Dit zet de resultaten van het onderzoek van [13] in een ander licht. In dat onderzoek werden proefpersonen gevraagd om metaforen te onderstrepen in een songtekst van Bob Dylan. De metaforen waren geclassificeerd op hun structurele kenmerken en er werd geteld hoe vaak metaforen met een bepaald kenmerk herkend werden. De bekendheid van metaforen was geen variabele. De conclusie van dit onderzoek maakt aannemelijk dat de gevonden effecten niet veroorzaakt zijn door de structurele kenmerken, maar door de (on)bekendheid van de gebruikte metaforen. Daarnaast kan het zo zijn dat alleen combinaties van metafoorkenmerken meetbare effecten opleveren.

Een verklaring voor het effect van metafoorbekendheid zou kunnen zijn dat de verwerking van zulke metaforen niet automatisch kan verlopen. Er treden meer cognitieve processen op die specifiek zijn voor metafoorverwerking, waardoor de lezer zich bewust wordt van de metafoor. Verder onderzoek zou kunnen uitzoeken of er ook daadwerkelijk meer cognitieve processen optreden als nieuwere metaforen worden verwerkt. De aard van die processen is eveneens interessant. Er kan bijvoorbeeld onderzocht worden of de processen 'evaluatie' en 'herformulering' vaker optreden bij bekende of onbekende metaforen. Ook de richting van de beoordeling kan onderzocht worden: worden nieuwe metaforen vaker negatief of positief beoordeeld?

Een andere conclusie is dat de gebruikte onderzoeksmethode een bruikbare, zij het arbeidsintensieve, manier is om dit type onderzoek mee uit te voeren. Door het hardop denkenproces te sturen met de plus-en-minmethode kunnen commmentaren over opvallende tekstelementen verkregen worden, terwijl de totale hoeveelheid data relatief beperkt blijft. De resulterende data ondersteunt de conclusie van [22] en [24], dat proefpersonen redelijk goed het commentaar onthouden dat ze bij een plus of een min hebben. De plus-en-minmethode stelt de onderzoeker in staat om zonder aan te geven wat het onderwerp van studie is een gerichter oordeel te vragen over een tekst. De methode is dus breder inzetbaar dan alleen voor het pretesten van teksten.

De matrix van 2 analyseronden met elk 10 procescategorieën is ook bruikbaar gebleken. Voor verder onderzoek naar de mentale processen bij het lezen, begrijpen en opslaan van metaforen is deze opzet goed bruikbaar. Elke opmerking die de proefpersonen maakten die betrekking had op een aspect van de metaforen kon geclassificeerd worden. Deze opzet maakt empirisch onderzoek mogelijk, gebaseerd op kwalitatieve data.

Metaforen zullen altijd een dankbaar onderwerp van studie blijven. Dat zijn ze al meer dan 2000 jaar en het wordt steeds duidelijker hoe belangrijk metaforen zijn in ons dagelijks denken en handelen.


next up previous contents
Next: Referenties Up: Een ware hel - Een hardop Previous: Resultaten
Bart van Dijck
5/20/1998