next up previous contents
Next: Overwegingen van methodologische aard Up: Een ware hel - Een hardop Previous: Inleiding

Subsections

De relatie tussen metafoorkenmerken en -herkenbaarheid

Met het onderscheiden van de linguïstische vorm en het achterliggende conceptuele systeem van een metafoor wordt een nieuwe vraag opgeworpen: wat is de interactie tussen de talige vorm en het verwerken van de metafoor? Wat is bijvoorbeeld de relatie tussen een aantal talige kenmerken enerzijds en metafoorherkenbaarheid anderszijds [12]. Met andere woorden wordt een metafoor eerder herkend als hij een bepaalde linguïstische vorm aanneemt?

Een checklist voor metafoorkenmerken

Voor het beantwoorden van die vraag is het eerst noodzakelijk om te weten welke kenmerken een metafoor kan hebben. Metaforen kunnen vanuit drie invalshoeken geanalyseerd worden [12]:

Deze drie typen analyse komen overeen met de drie typen mentale representaties die de lezer vormt tijdens het lezen. De lezer construeert een linguïstische representatie van de betekenis van de metafoor, een conceptuele representatie van zijn referentieële inhoud en een communicatieve representatie van de boodschap die hij tracht over te brengen [1, p. 168].

In de volgende alinea's wordt een kort overzicht gegeven van de termen die bij elke van de drie analyses gebruikt worden. Verder worden voorbeelden gegeven van het soort vragen dat bij elke analyse gesteld kan worden. Deze zijn afkomstig uit de voorlopige checklist voor metafoorkenmerken zoals die door [12] is opgesteld. Zo'n checklist maakt meer empirisch onderzoek naar metaforen mogelijk omdat het proefmateriaal beter op metafoorkenmerken gemanipuleerd kan worden. Als laatste wordt de linguïstische analyse behandeld. De in dit onderzoek gebruikte kenmerken komen uit de conceptuele en linguïstische categorieën.

Communicatieve analyse

Een communicatieve analyse onderzoekt welke boodschap overgebracht wordt door het tot stand komen van zo'n relatie tussen twee begrippen. Welke betekenis kennen spreker en luisteraar toe aan een metafoor en hoe wordt de metafoor in de communicatie gebruikt. Vanuit een communicatief standpunt bestaat uit een metafoor uit een letterlijk onderwerp (literal topic) en een niet-letterlijk commentaar (nonliteral comment).

Vragen die gesteld kunnen worden tijdens het communicatieve deel van de analyse zijn: 'wat is de status van het topic van de metafoor: given of new?', 'wordt de 'ground' van de metafoor expliciet gegeven of impliciet gelaten?' en 'wat is de textuele functie van de metafoor?'.

Conceptuele analyse

Een conceptuele analyse van een metafoor bekijkt de relatie tussen twee begrippen. De vraag is hoe zo'n relatie tot stand komt, welke processen of systemen maken dat er een verbinding tussen de twee, op het oog van elkaar losstaande domeinen van de metafoor wordt gemaakt. Vanuit een conceptueel standpunt bestaat een metafoor uit twee (of meer) delen: letterlijke referent(en) waarover iets wordt beweerd met een niet-letterlijk predicaat.

Vragen die tijdens een conceptuele analyse worden gesteld zijn: 'wat zijn de referent(en) en wat is het predicaat?','worden de referenten genoemd of zijn ze impliciet?' en 'wat is de onderliggende analogie van de metafoor?'.

Linguïstische analyse

De analysevorm die voor het in deze scriptie beschreven onderzoek van belang is concentreert zich op de oppervlakterepresentatie van de metafoor. Wat zijn de talige kenmerken van de metafoor en zijn onderdelen? Bij de linguïstische analyse wordt een onderscheid gemaakt tussen de focus van de metafoor en het frame. In de zin 'de stad is een juweel' is de focus 'de stad' en het frame ' X is een juweel'. Zowel de focus als het frame als de metafoor in zijn geheel kunnen onderzocht worden. Voor een (voorlopig) compleet overzicht van talige kenmerken wordt nog een keer verwezen naar [12], hieronder volgen enkele voorbeelden om een idee te geven van het type vragen dat gesteld kan worden.

In de volgende paragraaf wordt de invloed van een aantal talige kenmerken op de mate waarin een metafoor herkend wordt onderzocht.

De relatie tussen structurele kenmerken en metafoorverwerking

Uitgaande van de hierboven behandelde checklist voor metafoorkenmerken heeft [13] voor vier van zulke kenmerken onderzoek gedaan naar hun effect op de herkenbaarheid van de metafoor met zo'n eigenschap.

Het uitdrukkingsniveau van de metafoor

De gebruikte kenmerken waren ten eerste het uitdrukkingsniveau van de metafoor als woord, woordgroep, deelzin, zin, tekst of kennis van de wereld. Hiermee kan een onderscheid gemaakt worden tussen een impliciete en expliciete metafoor. Een expliciete metafoor heeft zowel het letterlijke als figuurlijke deel in dezelfde deelzin staan. Hierdoor zou de metafoor makkelijker herkend worden, omdat er direct een relatie wordt gelegd tussen het letterlijke en niet-letterlijke domein binnen één grammaticale eenheid. Een voorbeeld van zo'n metafoor is:
1
De stad is een juweel.
Zowel het letterlijke deel (stad) als het figuurlijke deel (een juweel) staan in dezelfde zin.

Bij een impliciete metafoor staat het letterlijke deel over de deelzinsgrens heen, in een andere zin of in een compleet ander deel van de tekst. In het uiterste geval wordt het letterlijke deel helemaal niet genoemd, zodat de lezer gedwongen wordt om via inferentieprocessen de metafoor te begrijpen. Voorbeelden zijn:

2
Jan heeft me te weinig betaald. Die hond krijg ik nog wel.
3
Hij verhuist naar een paradijsje.

In voorbeeld [2] staat het letterlijke deel (Jan) in de eerste zin en het figuurlijke deel (die hond) in de tweede. In voorbeeld [3] staat het letterlijke deel helemaal niet in de tekst. De lezer moet zelf een letterlijke deel construeren, uit zijn eigen kennis over wat 'paradijzen' zijn. De verwachting was dat impliciete metaforen minder snel herkend zouden worden.

De positie van de focus en de positie van de metafoor

Een ander kenmerk is de positie van de focus (het niet-letterlijke deel). Er wordt verschil gemaakt tussen de laatste positie in de deelzin of in de regel en overige posities. Een focus in de laatste positie van de deelzin of van de regel zal tot een hogere herkenbaarheid leiden. Dit principe staat bekend als 'eindfocus' en is afkomstig uit de information packagingtheorie. Volgens deze theorie bepaalt de woordvolgorde binnen de zin mede de zinsbetekenis. Normaal gesproken bevatten woorden (of woordgroepen) in de laatste positie van de zin de nieuwe informatie in een zin. Door bijvoorbeeld vooropplaatsing van zinsdelen ontstaat een nieuwe betekenis van de zin [14].

Voorbeelden zijn:

4
De avond is zonder die zuurpruimen ook leuk.
5
De avond is ook leuk zonder die zuurpruimen.
De metafoor in zin [5] zal naar verwachting meer herkend worden omdat hij in de finale positie van de zin staat.

De laatste eigenschap die Steen hanteert is de positie van de hele metafoor in de tekst. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het begin/einde van een tekstdeel (zoals de gehele tekst of alinea's) en overige posities. Verwacht wordt dat metaforen in het begin en einde van een tekstdeel meer genoemd zullen worden.

Voor het onderzoek werden metaforen uit een tekst van Bob Dylan gebruikt, die op hun eigenschapen werden geanalyseerd. De proefpersonen werd gevraagd om de metaforen in de songtekst te onderstrepen. De resultaten waren dat impliciete metaforen beter werden herkend, in strijd met de verwachting. Verder bestond er een tendens dat de focus van een metafoor in de eindpositie van de metafoor beter werd herkend dan de overige posities. Foci aan het einde van de regel werden significant beter herkend net als complete metaforen aan het begin of einde van de tekst.

Bij een verdere analyse van de tekst en de resultaten rees het vermoeden dat de lexicale status van de metafoorfocus ook een belangrijke eigenschap is. Er is een relatie tussen die status en de implicietheid van de metafoor. Impliciete metaforen hebben bijna altijd een nominale focus, maar explciete metaforen kunnen zowel een nominale als een verbale focus hebben. Ook is er een relatie tussen de lexicale status en de positie van de metafoorfocus in de zin. Verbale constituenten staan vaker in het midden van de zin, terwijl nominale constituenten vaak in eindpositie staan. Verder onderzoek zou ook rekening moeten houden met de lexicale status van de metafoor.

In het onderzoek van [15] wordt voortgegaan op de ingeslagen weg. Zij hanteert drie kenmerken in haar onderzoek: lexicale status (zelfstandig naamwoord of werkwoord), de positie van de focus (in finale of niet-finale positie van de zin) en het uitdrukkingsniveau of de vorm van de metafoor (impliciet of expliciet). Door gebruik te maken van geconstrueerde teksten in tegenstelling tot bestaande teksten was een meer evenwichtige verdeling van de eigenschappen over de 86 gebruikte metaforen mogelijk. Ook zij vroeg proefpersonen om alles wat zij dachten dat metaforisch was in de drie proefteksten te onderstrepen. Tijdens het schrijven waren de resultaten van dit onderzoek nog niet beschikbaar.

De rol van metafoorbekendheid

Er lijkt dus geen duidelijk verband te zijn tussen de drie structurele kenmerken en de herkenbaarheid van de metafoor. Toch wordt een groep metaforen vaker herkend dan anderen. Een verklaring hiervoor is te vinden in de bekendheid van de metafoor.

Volgens de cognitieve metafoortheorie wordt een metafoor vrijwel automatisch verwerkt. Het ontstaan van zo'n 'automatisme' kan op twee manieren verklaard worden. De eerste is dat de metafoor zo ingeburgerd is in de taal, dat verwerking weinig inspanning kost. De metafoor is immers al vaker verwerkt. Daaruit vloeit voort dat een metafoor ook minder kans heeft om herkend te worden. De tweede verklaring is dat metaforen zo ingeburgerd kunnen raken in de taal, dat er geen verwerking meer plaats vindt. De conventionele metafoor wordt simpelweg een geval van polysemie, een woord met twee of meer betekenissen. Linguïstische metaforen zijn uitdrukkingen die op formele gronden geanalyseerd kunnen worden als betrekking hebbende op twee domeinen [1, p. 24]. Omdat de metafoor dan niet meer als metafoor wordt behandeld wordt hij ook niet meer herkend. Iedere metafoor heeft een levensweg van gloednieuwe tot dode metafoor, er is een continuüm tussen levende en dode metaforen [16]. Welke verklaring juist is doet hier eigenlijk niet ter zake. Het blijft hoe dan ook aannemelijk dat de bekendheid van de metafoor effect heeft op de herkenbaarheid. Hoe bekender de metafoor, hoe minder snel hij herkend zal worden. De metafoorbekendheid fungeert daardoor als bemiddelende factor waardoor eventuele invloeden van structurele kenmerken niet geobserveerd kunnen worden. Om dit probleem op te lossen is in het onderzoek van Verbruggen (1998) de bekendheid van de 86 gebruikte metaforen als variabele toegevoegd.

Een storende factor bij onderzoek naar spontane herkenning is de methodologie die zowel Steen als Verbruggen gebruikt. Bij hun studies wordt aan de proefpersoon nadrukkelijk gevraagd om de metaforen in een tekst te onderstrepen. Door deze expliciete vraag zal de alertheid op de aanwezigheid van metaforen toenemen en zal de proefpersoon niet meer onbewust of spontaan een metafoor herkennen. Om dit probleem te ondervangen is, gebruikmakend van hetzelfde materiaal, een nieuw onderzoek opgezet. Bij dit nieuwe experiment werd met behulp van de hardop denken methode getoetst of de metaforen in het materiaal ook spontaan werden herkend. De proefpersonen kregen geen specifieke opdracht, maar werd gevraagd om de tekst te beoordelen met de plus-en-minmethode. Metafoorherkenning werd gedefinieerd als het geven van commentaar op metaforen en niet alleen strikt als het expliciet identificeren van de metafoor. Dat onderzoek wordt in deze scriptie beschreven.

Doelstellingen en hypotheses

In deze paragraaf worden kort de doelstellingen en hypothesen genoemd die als uitgangspunt hebben gediend voor het hierna beschreven onderzoek.

De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is na te gaan of metafoorherkenning beïnvloed wordt door structurele, linguïstische metafoorkenmerken. Daarnaast wordt de invloed van de bekendheid van de metafoor onderzocht. De vraag wordt dan: in hoeverre zijn linguïstische kenmerken verantwoordelijk voor de herkenning van een metafoor en welke rol speelt metafoorbekendheid daarbij?

De drie kenmerken, zoals die in de vorige paragraaf beschreven, zijn:


next up previous contents
Next: Overwegingen van methodologische aard Up: Een ware hel - Een hardop Previous: Inleiding
Bart van Dijck
5/20/1998